Volgens SER-voorzitter Kim Putters moeten opleidingen matchen met de arbeidsmarktbehoefte. Maar ook met de passie en de kwaliteit van mensen zelf. Vervolgens moet er daarna werk te vinden zijn. ‘Daarom is het belangrijk dat we laten zien dat je een goed leven kunt opbouwen met een technisch beroep’, zegt Putters in het meinummer van Metaal + Techniek, uitgave Koninklijke Metaalunie. 

Dat beeld is volgens hem alleen maar samen over te brengen. Putters: ‘Het is een kwestie van goede verbindingen tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Dat werkt twee kanten op. De scholieren, de studenten die in contact met bedrijven komen als wel dat de docent zowel in een bedrijf als op school kan werken. Bedrijfsleven en onderwijsinstellingen moeten daar goede afspraken over maken. Het economisch beleid voor de regio, welke keuzes maak je daarin en waar is je regio sterk in: daar kan de regionale en lokale overheid een belangrijke rol in spelen.’  

Schijnzelfstandigheid
In het interview gaat Putters ook in op de flexibele schil die voor veel maakbedrijven essentieel is. In adviezen van de SER en Commissie Borstlap wordt echter gesteld dat in Nederland te veel werknemers op basis van flexibele contracten werkzaam zijn. ‘Er is niets mis met flexibiliteit’, nuanceert hij. ‘Het werkelijke probleem is de schijnzelfstandigheid. De groep mensen in een zzp-schap die daar eigenlijk niet in wil of zou moeten zitten. Of mensen in tijdelijk werk of flexwerk die iedere keer kleine contractjes krijgen terwijl ze eigenlijk vast nodig zijn.’

> Lees de laatste editie van M+T.