Elk stuk grond in Nederland is terug te vinden in een bestemmingsplan van de bijbehorende gemeente. Ook uw perceel is in een bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan is een juridisch bindend document voor zowel de overheid als burgers en bedrijven. In het bestemmingsplan worden voor alle percelen de gebruiks- en bouwmogelijkheden vastgelegd. Dit alles heeft als doel een goede ruimtelijke ordening te waarborgen.
Inleiding
Het kan zijn dat de gemeente medewerking wil verlenen aan een nieuw project of daar in de toekomst ruimte voor wil bieden. Soms passen dergelijke (toekomstige) projecten niet in de regels van het geldende bestemmingsplan. De gemeente gaat dan afwijken van het bestemmingsplan of wijzigt (een deel van) het bestemmingsplan.
Deze nieuwe projecten, en daarmee het afwijken of wijzigen van het bestemmingsplan, kunnen voor uw gebruiks- en bouwmogelijkheden gevolgen hebben. Denk bijvoorbeeld aan het realiseren van woningbouw nabij uw bedrijf. Dit kan de uitbreidingsmogelijkheden van uw bedrijf beperken.
De huidige planschaderegeling
Omdat de gemeenteraad zelfstandig tot wijziging of afwijking van het bestemmingsplan kan besluiten, is de planschaderegeling gecreëerd. Er kan sprake zijn van directe planschade en indirecte planschade.
Directe planschade is de schade die ontstaat doordat bijvoorbeeld een bestemmingsplan de gebruiksmogelijkheden van uw perceel vermindert. Het planschade veroorzakende besluit heeft dan direct betrekking op uw perceel.
Indirecte planschade is de schade die ontstaat doordat een bestemmingsplan de mogelijkheden van een naburig perceel verandert. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om de bouw van een geluidswal die de zichtbaarheid van uw perceel vanaf de doorgaande wegen vermindert. Het planschade veroorzakende besluit heeft dan wel gevolgen voor uw perceel, maar is niet direct op uw perceel gericht.
De regeling zorgt ervoor dat bij een dergelijke wijziging of afwijking bepaalde schade vergoed kan worden. Het gaat om dat deel van de schade dat beschouwd moet worden als een last die een individu onevenredig meer treft dan anderen. Juridisch gezegd: Het deel van de schade dat binnen het ‘normaal maatschappelijk risico’ valt, komt niet voor vergoeding in aanmerking. Het begrip ‘normaal maatschappelijk risico’ is gebaseerd op de gedachte dat men er niet van uit kan gaan dat een planologische situatie voor altijd hetzelfde blijft en dat daarom niet elke waardevermindering of inkomensschade volledig gecompenseerd hoeft te worden.
Om bij de bepaling van de hoogte van het normaal maatschappelijk risico meer houvast te hebben, heeft de wetgever voor gevallen van indirecte planschade (dit geldt dus niet voor directe planschade) in de wet een minimale drempel van 2% opgenomen. Dit houdt in dat in geval van indirecte planschade ten hoogste de schade wordt vergoed die méér bedraagt dan 2% van de waarde van de onroerende zaak. Voorbeeld: Als het onroerend goed van de aanvrager van een tegemoetkoming in planschade € 500.000,- waard is, zal de waardevermindering dus meer dan € 10.000,- moeten zijn om, bij hantering van een drempel van 2%, voor enige tegemoetkoming in planschade in aanmerking te komen.
De in de wet opgenomen drempel van 2% van de waarde van de onroerende zaak is een ondergrens voor het te hanteren normaal maatschappelijk risico. Per geval moet beoordeeld worden welk percentage normaal maatschappelijk risico voor rekening van de aanvrager blijft. Inmiddels zijn ook drempels tot 5% in de rechtspraak geaccepteerd.
De planschade wordt vastgesteld door een abstracte vergelijking te maken van hetgeen het oude bestemmingsplan bij maximale benutting mogelijk maakt en wat het nieuwe bestemmingsplan bij een maximale invulling mogelijk maakt. Dit houdt in dat er bij het vergelijken tussen beide plannen moet worden uitgegaan van de maximale gebruiksmogelijkheden en de maximale bouwmogelijkheden die beide plannen boden. Of deze mogelijkheden ook feitelijk werden benut of, als het om het nieuwe plan gaat, zullen worden gerealiseerd is in beginsel niet van belang.
Planschaderegeling en de Omgevingswet
De Omgevingswet treedt op 1 januari 2024 in werking. Onder de Omgevingswet zal de planschaderegeling verdwijnen. De vergoeding van planschade gaat op in het hoofdstuk ‘nadeelcompensatie’ in de Omgevingswet. Deze overgang brengt diverse wijzigingen met zich mee.
Van theoretische situatie naar feitelijke situatie
De schade wordt straks niet meer bepaald aan de hand van een vergelijking tussen de maximale mogelijkheden van het oude en het nieuwe planologische regime, maar richt zich op de feitelijke situatie. Het vaststellen van de omvang van de schade sluit hiermee aan op de wijzigingen die daadwerkelijk in de fysieke leefomgeving worden aangebracht.
Een aanvraag om vergoeding van indirecte schade kan dan ook pas worden ingediend nadat een omgevingsvergunning voor het realiseren va neen concreet project is verleend en gepubliceerd. Gaat het om een activiteit waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, dan kan een aanvraag voor indirecte planschade pas worden ingediend als met de activiteit wordt begonnen of daarover informatie is verstrekt en gepubliceerd. Daarmee verschuift het moment dat indirecte planschade kan worden vergoed, naar het moment dat de vergunning voor de ontwikkeling wordt verleend of het moment dat de schadeveroorzakende activiteit wordt verricht. Volgens de wetgever zal dit alles leiden tot een meer realistische schadevergoeding.
Het normaal maatschappelijk risico wordt voor indirecte planschade een vast percentage
Onder de huidige wetgeving wordt een normaal maatschappelijk risico tussen de 2% en de 5% gehanteerd. In de Omgevingswet is een vast percentage van 4% voor indirecte planschade vastgesteld. Hiervan kan dus niet naar boven of naar onder van worden afgeweken. De wetgever is van mening dat een vast percentage belangrijk is voor het wegnemen van onzekerheid. Voor deze 4% is onder andere gekozen omdat dit percentage niet ver verwijderd is van het percentage dat in de huidige praktijk wordt toegepast. Voor directe planschade staat dit percentage niet vast. Welk percentage dan voor vergoeding in aanmerking komt is ook onder de Omgevingswet afhankelijk van het geval.
Overgangsrecht
Ondanks de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan de oude wetgeving nog van toepassing zijn. Dit is het geval voor een verzoek dat wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet, als vóór inwerkingtreding van die wet de schade veroorzaakt is door een onherroepelijk besluit, zoals het definitief vaststellen van een bestemmingsplan.
Op bovenstaande geldt een uitzondering. De voorbereidingsprocedure bij bestemmingsplannen en voor omgevingsvergunningen voor afwijking van het bestemmingsplan kunnen lange tijd in beslag nemen. Daarom heeft de wetgever een uitzondering gemaakt op de hiervoor genoemde termijn van vijf naar ná inwerkingtreding van de Omgevingswet. Kort gezegd houdt deze uitzondering in dat als een procedure om een schadeveroorzakend besluit te nemen is gestart vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet en is afgerond na de inwerkingtreding daarvan, de termijn van vijf jaar pas start op het moment dat het schadeveroorzakende besluit is vastgesteld of van kracht is geworden (in plaats van op het moment van de inwerkingtreding van de Omgevingswet). Hiermee wordt voorkomen dat benadeelden minder dan vijf jaar de tijd krijgen om een verzoek om schadevergoeding in te dienen.
Het voorgaande betekent dat het oude recht nog vele jaren na inwerkingtreding van de Omgevingswet relevant zal blijven voor het afhandelen van planschadeverzoeken. Er bestaat dan ook geen keuzemogelijkheid onder welk recht het planschadeverzoek wordt behandeld. Dit staat immers al vast.
Vragen of meer informatie
Mocht u nog vragen hebben of wenst u meer informatie, dan kunt u contact opnemen met een adviseur bestuursrecht via bj@metaalunie.nl of 030 - 605 33 44.