In aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen vraagt Koninklijke Metaalunie politieke partijen naar hun visie op de MKB-maakindustrie. Deze sector, met meer dan 15.000 bedrijven, is van groot belang voor de Nederlandse economie en verdient blijvende aandacht vanuit de politiek. Metaalunie ging in gesprek met een aantal kandidaat-Kamerleden over hun kijk op de MKB-maakindustrie. Wat zien zij als de grootste uitdagingen? En wat willen ze de komende jaren betekenen voor de vele MKB-maakbedrijven die het fundament vormen van onze economie? Deze keer: Claire Martens van de VVD.

De motor van de samenleving
“Het mkb is ontzettend belangrijk voor Nederland,” zegt Claire Martens. “Iedereen vindt dat wel, maar niet iedereen doorgrondt waarom. Deze bedrijven zorgen niet alleen voor banen en innovatie, maar ook voor de leefbaarheid van dorpen en steden. Zonder lokale ondernemers wordt een stad leeg.” In steden als Amsterdam ziet ze dat probleem al ontstaan. “De ruimte voor garages, metaalbedrijven of fietsenmakers verdwijnt. Dan moet je straks voor een reparatie of onderhoud naar een dorp verderop. Dat is zonde, want juist die bedrijven houden een stad vitaal.” In de nationale economie spelen MKB-maakbedrijven volgens haar een cruciale rol. “Van chipsector tot bouw, van hightech tot logistiek; ze draaien allemaal op de kennis en producten van onze MKB-maakbedrijven. Ze zijn de stille motor van de economie.”

“Er zijn gewoon te veel regels”

Drie grote uitdagingen
Volgens Martens liggen de drie grootste uitdagingen voor de sector in het aantrekken van talent, het behouden van fysieke ruimte en het verminderen van regeldruk. “Het tekort aan geschoolde vakmensen is groot,” zegt ze. “Daarom heb ik me de afgelopen jaren hard gemaakt voor bedrijfsvakscholen. Die moeten een volwaardige plek krijgen in het onderwijs, zodat ondernemers zelf kunnen bijdragen aan het opleiden van nieuwe vakmensen. Onderwijs en praktijk moeten beter op elkaar aansluiten.” Daarnaast maakt ze zich zorgen over de ruimte voor ondernemerschap. “Steeds vaker moeten bedrijven plaatsmaken voor woningbouw. Wonen is belangrijk, maar zonder ondernemers is het echt een lege stad. We moeten bij nieuwe ruimtelijke plannen altijd kijken hoe MKB-maakbedrijven een plek kunnen houden, bijvoorbeeld in plinten van nieuwe wijken. Dat vraagt om landelijke regie.” Als derde uitdaging ziet zij de regeldruk.
“Er zijn gewoon te veel regels,” stelt Martens. “Van de Wet Poortwachter tot loondoorbetaling bij ziekte, van gemeentelijke vergunningen tot provinciale regels; het stapelt zich op. Ik ben blij dat het kabinet nu 500 regels wil schrappen, maar we moeten nog veel verder gaan. Kamerleden moeten zichzelf vaker afvragen: is een nieuwe regel echt nodig, of kunnen we beter iets afschaffen?”

Ruimte om te innoveren
MKB-maakbedrijven lopen vaak voorop in innovatie, ziet Martens. “Ze weten precies wat er nodig is om op wereldniveau mee te doen, maar de overheid loopt daar soms achteraan. We hebben goede regelingen zoals de WBSO en de Innovatiebox, maar mkb’ers moeten daar gemakkelijker gebruik van kunnen maken.” Ook in het onderwijs moeten bedrijven meer ruimte krijgen vindt ze. “Een leven lang leren is cruciaal. Ondernemers weten zelf wat hun mensen nodig hebben, maar lopen nu te vaak vast in officiële regels en trajecten. Daar moeten we echt meer vertrouwen geven.”

Erkenning voor het MKB
Tot slot pleit Martens voor meer waardering van ondernemers in de MKB-maakindustrie. “Zij nemen risico’s, creëren banen en vullen de schatkist waarmee we voorzieningen als onderwijs kunnen betalen. Hun bijdrage aan het verdienvermogen van Nederland is enorm. Dat besef moet hoger op de politieke agenda.” “Het verdienvermogen van Nederland is geen abstract begrip,” besluit ze. “Het begint bij de mensen die elke dag met hun handen werken, iets maken en iets opbouwen. Zonder hen is er geen sterke economie en geen sterke samenleving.”