Hieronder geven wij u 10 mogelijkheden om meer zekerheid te krijgen dat uw klant u daadwerkelijk gaat betalen. De opties 1 t/m 6 moet u met uw klant afspreken in het offertestadium, dus voordat het contract daadwerkelijk wordt gesloten.
- Maak betalingsafspraken die gunstig zijn voor u.
Zorg er voor dat u uw klant zoveel mogelijk vooraf laat betalen. Wanneer u met termijnbetalingen werkt, dan is idealiter de laatste termijnbetaling opeisbaar nog voordat u (op)levert. Begin in ieder geval niet met werken voordat de eerste deelbetaling is ontvangen. Wacht ook bij de volgende werkzaamheden steeds tot de afgesproken termijnbetaling op uw rekening is bijgeschreven. Als u met uw klant een aanbetaling bij aanvang van de opdracht afspreekt, let er dan op dat u op uw factuur géén betalingstermijn van 30 dagen opneemt.
- Vraag een bankgarantie ter hoogte van het maximaal uitstaande bedrag.
Als u een bankgarantie krijgt van uw klant, dan betekent dat dat de bank belooft dat zij een zeker bedrag aan u zal betalen. U krijgt dus veel zekerheid van betalen, ook bij een eventueel faillissement van uw klant. Uiteraard eist een bank op haar beurt zekerheid bij haar klant. Een bankgarantie gaat ten koste van de liquiditeitspositie van degene die hem laat verstrekken. Voor sommige van uw klanten zal dit daarom teveel gevraagd zijn. U zou in die gevallen kunnen aanbieden de kosten van de bankgarantie voor uw rekening te nemen.
- Regel een borgstelling (door bijvoorbeeld het moederbedrijf van uw opdrachtgever).
Bij een borgstelling verplicht een ander zich tot het betalen van andermans schuld, wanneer deze zelf niet betaalt. Dit betekent dat zodra uw klant niet betaalt, de borg u moet betalen. Een borg kan een privépersoon (bijvoorbeeld een directeur van een bedrijf) zijn, maar ook een (moeder)bedrijf. Het spreekt voor zich dat deze vorm van zekerheid valt of staat met de financiële situatie van de borg.
- Vestig een pand/hypotheek op zaken van uw opdrachtgever.
Bij een pandrecht geeft uw klant u een roerende zaak, bijvoorbeeld een machine, of een vordering op een ander als onderpand. Als het om een zaak gaat, krijgt u voorrang op de opbrengst zodra de zaak verkocht wordt. U mag ook zelf tot verkoop overgaan. Een pandrecht ontstaat door dit met de klant af te spreken. U spreekt af dat u de zaak in uw bezit neemt of dat de zaak bij uw klant blijft. De laatste afspraak moet u of door een notaris vast laten leggen. Of u stelt de afspraak gezamenlijk met de klant op en laat deze registreren bij de Belastingdienst.
Bij een hypotheek geeft uw klant een onroerende zaak, bijvoorbeeld een huis, als onderpand. Bij een verkoop van de onroerende zaak krijgt u voorrang op de opbrengst. U mag ook zelf tot verkoop overgaan. Voor het vestigen van een hypotheek heeft u een notaris nodig. Zowel een pandrecht als een hypotheek blijven geldig tijdens een faillissement.
- Vestig een opstalrecht op zaken van uw opdrachtgever.
Hierbij wordt u eigenaar van een gebouw of een werk dat op, in, of boven een onroerende zaak (bijvoorbeeld grond) van een ander staat. Hierdoor wordt het gebouw of het werk niet automatisch eigenaar van de grond, zoals dat normaal gesproken, zonder opstalrecht, zou zijn. Het vestigen van een opstalrecht kan interessant zijn voor bijvoorbeeld leveranciers van kozijnen, trappen e.d. Voor het vestigen van een opstalrecht heeft u een notariële akte nodig die ingeschreven wordt in het Kadaster.
- Kom een eigendomsvoorbehoud overeen.
Een eigendomsvoorbehoud is een (schriftelijke) afspraak tussen een leverancier en een koper die meestal in algemene voorwaarden staat van de leverancier. De afspraak houdt in dat de klant pas eigenaar wordt zodra hij alles betaald heeft. Tot die tijd kunt u uw levering opeisen, tenzij de zaak is doorverkocht aan een ander of zich een andere situatie voordoet waardoor het eigendomsvoorbehoud niet het gewenste effect heeft, zoals wanneer de geleverde zaak onderdeel wordt van een andere zaak, die niet uw eigendom is.
- (Dreigen met) het leggen van beslag en/of het aanvragen van het faillissement.
Beslag leggen is een maatregel die een schuldeiser kan nemen tegen degene van wie hij geld te goed heeft. Het is de bedoeling om hiermee veilig te stellen dat op een later moment niet al het geld en ander vermogen zijn verdwenen bij de schuldenaar. U kunt beslag leggen op bijvoorbeeld een huis, een auto of een bankrekening. Een vaak gehoord misverstand is dat een deurwaarder beslag kan leggen. Een rechter moet namelijk vooraf toestemming geven en een advocaat moet het verzoek tot het leggen van beslag indienen.
- Oefen uw retentierecht uit.
Als u een zaak van uw klant onder u heeft, en daar bijvoorbeeld reparaties aan heeft verricht, en de klant heeft u daarvoor nog niet betaald, terwijl dit wel zo was afgesproken, dan kunt u onder bepaalde voorwaarden de zaak vasthouden totdat uw vordering is voldaan. U kunt ook een retentierecht uitoefenen op een onroerende zaak. In een eventueel faillissement van uw klant houdt het retentierecht stand. Alleen kan de curator ervoor kiezen de zaak op te eisen en te verkopen, de schuldeiser wordt dan na aftrek van de in de wet genoemde kosten betaald uit de opbrengst van de verkoop. De curator kan er ook voor kiezen de zaak terug te vragen en dan de vordering van de schuldeiser te voldoen.
- Laat (een deel van) de vordering van de opdrachtgever op zijn opdrachtgever aan u overdragen (dit heet cessie).
Als u afspreekt met uw klant dat hij zijn vordering op zijn klant aan u overdraagt, dan moet dit aan de klant/schuldenaar van uw klant te worden meegedeeld. De laatste moet vervolgens aan u betalen, in plaats van aan uw klant. De zekerheid valt of staat uiteraard met de financiële situatie bij de klant van uw klant.
- Sluit een kredietverzekering af.
Als u een kredietverzekering afsluit, al dan niet voor bepaalde transacties, dan bent u beschermd wanneer uw klant niet betaalt, bijvoorbeeld vanwege een faillissement. Vaak stellen verzekeraars wel voorwaarden aan de condities waaronder u zaken met uw klanten mag doen.
Meer informatie? Bedrijfsjuridisch advies, 030 - 605 33 44 of bj@metaalunie.nl